Congregatie Zusters
Onze-Lieve-Vrouw van 7 Weeën Ruiselede

Landbouw


De bevolking van Mufunga leeft hoofdzakelijk van de landbouw. De velden liggen ver van hun dorp. ’s Morgens vroeg trekken ze ernaartoe. Al naargelang van de periode van het jaar blijven ze er tot ’s middags, of de hele dag. Ze hebben een veldhut waar ze terecht kunnen met hun materiaal, om uit te rusten en een maaltijd klaar te maken. Dat laatste is geen grote zorg: ze eten wat ze bij de hand hebben.

In augustus begint de voorbereiding van het maïsveld, het grootste werk. Dit gebeurt met een hak en bijl. Tegen de komst van het regenseizoen, eind oktober, moet het veld klaar zijn om de maïs te planten. 15 december is de uiterste datum voor het planten. Intussen werken ze ook op de maniokvelden. Maniok is een wortelgewas dat geplant wordt in grote hopen aarde. Hoe ruimer die aardhopen of bermen, des te meer ruimte de maniokwortels zullen hebben om zich te ontwikkelen.

Het land wordt niet bemest, ook niet met natuurlijk mest van de geiten die ze kweken.

De opbrengst van maïs als maniok is zowel voor eigen gebruik als voor handel bestemd.

Er worden ook bruine bonen en pindanoten geteeld. In de buurt van waterlopen kunnen deze twee tot drie maal per jaar een oogst opleveren.

De bevolking houdt ook van tomaten en allerlei planten met eetbare bladeren. In de dorpen waar de grond ervoor geschikt is, worden ook uien en aardappelen geteeld. In sommige dorpen zijn er ananasvelden, in andere dan weer palmbomen. (Van de palmnoten wordt palmolie gemaakt, van de palmbomen wordt palmwijn gewonnen). Enkele dorpen ten noorden van Mufunga kennen nog de koffieplant: daar was tijdens de kolonisatieperiode een koffieplantage. Toch is er niet veel meer van te merken dan enkele ruïnes van de gebouwen.

In moerassige streken wordt rijst geteeld, een cultuur die veel handenarbeid vraagt.

Het telen van verscheidene gewassen is een noodzaak in de voorziening van de eigen voedselbevoorrading en die van de steden. Handelaars kopen deze producten op en brengen er andere mee, zoals pagnes, zeep, herenhemden, broeken, bloezen, schoenen, zout en suiker.

Zodra de wegen niet meer werden onderhouden en vrachtwagens moeilijk tot in Mufunga geraakten, brachten jonge mensen zelf een deel van de oogst naar de stad, per fiets. Het is een hele klus om met 100 kilogram bagage de lange afstand te overbruggen. Tijdens de oorlogsjaren (1993-1999) kwam er een probleem bij: langs de weg waren vele versperringen waar soldaten geld en voedsel eisten en vooral iedereen zo veel mogelijk afhandig maakten. Zo verloren de mensen veel tijd, geld en goed langs de onveilige wegen.